De Europese Commissie maakt als sinds 2009 bezwaar tegen de Nederlandse regeling
voor watersportverenigingen die ligplaatsen exploiteren. Verenigingsjachthavens zonder personeel in dienst zijn vrijgesteld van BTW voor de verhuur van ligplaatsen, terwijl booteigenaren in commerciële jachthavens 21% BTW moeten betalen.
De Nederlandse regeling is volgens de Commissie tegelijk te ruim en te strikt. Vandaag is zij in het gelijk gesteld door het Europese Hof van Justitie.
Enerzijds is de vrijstelling te ruim, omdat alleen BTW vrijstelling mag worden verleend aan leden van een vereniging die een ligplaats huren ten behoeve van vaartuigen die bestemd zijn voor sportbeoefening. In de ogen van de Commissie worden veel boten gebruikt voor recreatieve activiteiten en verblijf. De eigenaren van deze boten mogen dus niet worden vrijgesteld van BTW voor hun ligplaatsen. De Nederlandse regering voerde onder meer aan dat het moeilijk is een onderscheid te maken tussen sportief en recreatief gebruik van de vaartuigen.
Anderzijds is de Commissie het er niet mee eens dat, om de vrijstelling te genieten, de watersportverenigingen geen personeel in dienst mogen hebben. Op die manier voegt Nederland een voorwaarde toe die verder gaat dan de BTW-richtlijn.
De Nederlandse regering wees er op dat deze voorwaarde nodig is om een onderscheid te maken tussen watersportverenigingen die volledig functioneren dankzij vrijwilligers en andere, die in concurrentie treden met commerciële jachthavens.
In zijn arrest van vandaag verklaart het Hof het beroep van de Commissie volledig gegrond en zal Nederland de wet moeten aanpassen.
Geert Dijks, directeur van HISWA Vereniging is blij met de uitspraak: ’We hebben dit probleem al in 2005 aangekaart in Brussel. Dit naar aanleiding van een rapport van het Ministerie van Economische Zaken die de oneerlijke concurrentie beschrijft. De uitspraak geeft een gelijker speelveld in de markt van jachthavens. De prijsverschillen tussen verenigingshavens en commerciële havens lopen soms op tot wel 50%. Dit komt door de fiscale voordelen die niet legaal zijn volgens de hoogste Europese rechter.’