Bert en Veron van Sandijk zijn de schippers en eigenaren van ms ‘Veronieke’, een lichter van 110 bij 10,5 meter en een laadvermogen van 2507 ton. Een prachtig strak schip dat stamt uit 2007 en een waarde vertegenwoordigt van een handvol miljoenen. Dat vergt noeste arbeid en een hoge omzet om de kosten te dekken en een gezinsleven te waarborgen. Voor de familie Van Sandijk is het een manier van leven.
Het schippersvak is een vrij beroep in een vrije markt, al wordt dat vrije beroep wel beknot. De regelgeving van Nederland en Europa op het gebied van arbeid en milieu vormen op zijn zachtst gezegd een uitdaging voor de binnenvaart, ontnemen een flink deel van de autonomie en veroorzaken daardoor stress.
De crisis heeft de branche al jaren in zijn greep en nog wekelijks verdwijnt er een schip naar de sloop. En dat terwijl de beoogde modal shift in de binnenvaart juist kansen biedt. De prognoses stellen dat de vervoersvolumes toenemen, maar de rendementen staan onder druk. Niettemin is Nederland wel het land van de binnenvaart: 18 procent van het goederentransport gaat over water tegenover 6 procent in de rest van Europa.
De discussie begint al meteen als Bert de machinekamer laat zien, waar een dieselmotor staat. Een milieuvriendelijk alternatief kost € 600.000,-. “Hoe moet ik een nieuwe investering in dual fuel of een LNG-motor terugverdienen”, vraagt hij zich hardop af. “Functioneert die dan naar behoren? Die kennis is er nog niet. Natuurlijk ben ik voor het milieu, maar kijk bij nieuwe milieu-eisen eerst wat haalbaar is; verlies de realiteit niet uit het oog.”
Het is een hartenkreet en een bron van zorg van het schippersduo. Dat geldt ook voor de worsteling met het vaartijdenbesluit en de overige arbeidsvoorwaarden. Op basis van de grootte van de ‘Veronieke’ zijn drie arbeidskrachten voorgeschreven. Bert en Veron hadden jaren twee elkaar aflossende stagiaires aan boord, nu een vaste matroos. “Een Poolse jongeman”, zegt Bert, “want het is moeilijk personeel te vinden; op de opleidingen loopt het leerlingenaantal terug”. Met stagiaires is het echtpaar gestopt vanwege moeilijk te combineren vrijetijdsregelingen en een toenemende administratieve rompslomp.
Risicovrij bestaat niet
Veron en Bert hebben beiden alle diploma’s en bevoegdheden die nodig zijn. “Toch sluipen er vaste taken in”, zegt Veron. “Ik zit eigenlijk nooit op de vorkheftruck; dat zou ik weer eens moeten oppakken.” “Veron is bijvoorbeeld weer fel op veiligheid”, reageert Bert. “Op dat gebied komen ook steeds meer regels. Natuurlijk dragen we een zwemvest bij werk aan dek, maar nu is bedacht dat er een railing moet komen op de gangboorden. Daar staat al een luikenwagen en er zijn bolders en als je een touw moet gooien om een lijn te zetten, raken de touwen verstrikt. Dat is onwerkbaar. We zijn in Nederland niet meer gewend aan ongelukken. Maar risico’s bestaan en die kun je niet allemaal uitsluiten.”
Staalrollen voor de auto-industrie
De ‘Veronieke’ ligt voor de kant bij de Noordersluis in de gemeente Velsen in afwachting van de oproep tot belading van staalrollen in de overdekte terminal van Tata Steel. De reis zal voeren vanaf het Noordzeekanaal via het Amsterdam-Rijnkanaal, over de grote rivieren Waal en Maas en diverse tussenkanalen naar Maastricht. Inclusief acht sluizen is dat 24 uur varen, maar dat is exclusief de verplichte acht uur rusttijd.
Het staalconcern verzorgt zelf de overslag en stuwage. Voor de stabiele ligging van de rollen in het ruim zijn de arbeidsintensieve en houtverslindende stoelen en keggen (45 hectare bos per jaar) niet meer nodig. In samenwerking met de Particuliere Transport Coöperatie (PTC) en Tata Steel zijn kunststof rolgoten ontwikkeld, die als een mannetje-vrouwtje-kliksysteem gemakkelijk in elkaar gezet kunnen worden. Uitleggen in het ruim doet de schipper met een vorkheftruck. Na de lossing zet hij ze weer terug in de bergruimtes halverwege het ruim. Bert is heel blij met het systeem, want “de lading ligt veilig en stabiel en de rolgoten rusten precies op de spanten, wat heel belangrijk is voor het behoud van de laadvloer en het hele schip”.
Bundeling van kwaliteiten
Veron en Bert zijn gepassioneerde ondernemers, maar een varende zelfstandige staat in een coöperatie toch sterker. “PTC heeft ons wel gered in de crisis”, zegt Bert. PTC is een soort bevrachtingskantoor, opgericht na de opheffing van de Schippersbeurs. Er zijn circa 50 leden met schepen in uiteenlopende tonnages. “In de crisis bood het ons vast werk met vaste prijzen”, vertelt Veron. “Nou ja, vaste prijzen, wel minder opbrengst, want we voeren 1500 ton in plaats van 2000 ton, omdat de autoverkopen ook terugliepen. Maar het schip lag gelukkig niet stil; kosten gaan immers altijd door. We kunnen ervan bestaan.”
PTC biedt in die zin veel ondersteuning. Schippers worden niet tegen elkaar uitgespeeld, zoals in de reguliere markt. De leden krijgen op volgorde een vracht aangeboden. Bert vindt het ook makkelijk dat PTC hen op de hoogte houdt van waterstanden en stremmingen. “Natuurlijk is dat onze verantwoordelijkheid, maar het is prettig de actuele gegevens overzichtelijk aangeboden te krijgen”, zegt hij.
Op dit moment werkt PTC samen met TNO aan de ontwikkeling van een brandstofcel met waterstof als emissievrije energiebron voor de schepen. De onderzoekers denken aan benutting van het overschot aan elektriciteit van windmolens op zee. Productie van waterstof door elektrolyse zou op de afgeschreven olieplatforms kunnen plaatsvinden.
Van vader op zoon
De familie Van Sandijk heeft samen met de broer en schoonzus van Bert een vennootschap onder firma. Beide broers met een eigen schip. Ze zijn hun vader opgevolgd en ook de oudste van de twee zonen van Bert en Veron heeft gekozen voor het vak. Momenteel vaart hij op een koppelverband naar Bazel om ervaring op te doen en zijn Rijnpatent te halen. Hij studeert nog aan het STC en als hij klaar is, heeft hij alle papieren, inclusief zijn ondernemersdiploma. “Dan is hij kapitein”, zegt Veron. “Hij is jong en opgegroeid met alle regels. Hem gaat dat makkelijker af.” Bert: “Ik mopper wel, maar moet niet denken aan een baan op kantoor. Ik voel me toch vrij en alle dagen zijn anders. Dit weekend zijn we toevallig het bokje, omdat de klant graag maandag of dinsdag wil lossen, maar voordat we retourlading gaan halen is er altijd wel wat tijd om iets leuks te doen.”
De tijden zijn veranderd. Bert herinnert zich hoe zijn vader de houten luiken een voor een met de hand moest openleggen en dat er twee man nodig was om het koproer bij hevige wind onder water te krijgen en naar bak- of stuurboord te trekken. Nu zijn er automatisering en hydraulische hulpmiddelen. Zwaar fysiek werk is verleden tijd.
Vrouwen en varen
Het aantal gezinsbedrijven neemt af in de binnenvaart. Vanwege haar baan en een weekendhuwelijk, of liever geen kinderen op een internaat. “Vindt maar eens een vrouw”, zegt Bert. Een opmerkelijke retorische vraag, want Veron had hij snel gevonden. De twee hebben elkaar op het schippersinternaat in Maasbracht ontmoet. Hoewel zij zich had voorgenomen nooit met een schipper te trouwen – “Een gek die mij op een schip krijgt” – kruipt het bloed waar het niet gaan kan. In 1995 trouwden zij en startten op een beunschip; zand en grind varen.
Veron vindt het leven aan boord prima. “Ik zou niet goed weten wat ik aan de wal moest en als ik naar mijn vriendinnen kijk, die hebben het altijd druk met van alles. “Wij gaan straks naar het strand van IJmuiden om met de hond te lopen. Denk niet dat een leven aan boord een gevangenis is. Je moet leven en er is ruimte genoeg om je momenten te pakken.”