De energiecentrale van Engie op de Tweede Maasvlakte staat geografisch gezien enigszins buitengaats en toch middenin de samenleving. Als de stroomtoevoer stagneert, stagneert ons land economisch en sociaal. Grote buren als de petrochemische industrie en de containeroverslag zijn volcontinubedrijven die geen moment zonder stroom kunnen, maar ook het verbruik van de burger blijft bij Engie niet onopgemerkt. Als we uit bed komen, de douchekraan openzetten, ons ontbijt uit de koelkast halen, de trein pakken, met de lift naar onze werkplek lopen en in het voorbijgaan een kop koffie tappen, piekt de stroomafname. Straatverlichting, stoplichten, de lampen langs de startbaan van Schiphol, alles is met elkaar verknoopt. Continue beschikbaarheid van stroom bieden is een grote verantwoordelijkheid en vergt dan ook een geoliede organisatie. Engie Energie Nederland N.V. Power plant Rotterdam regelt dat in een platte organisatiestructuur van een plant manager met daaronder managers van divisies Maintenance, Operations, Financiën, Milieu en Veiligheid. Paul Daas maakt deel uit van een tienkoppig team bij Maintenance. De rol van de stroomleverancier is dus essentieel en om die permanente beschikbaarheid van stroom te garanderen zijn de technici net zo cruciaal. De functiebenaming van Paul Daas als senior technicus EMRA beschrijft precies wat hij doet: Elektro Meet en Regel Automatiseringstechniek.
Elk jaar voert Paul met zijn collega’s gepland periodiek onderhoud uit. Daarbij kijkt hij naar trends. “Dat zijn visuele inspecties”, legt Paul uit. “Je kunt op grond daarvan voorspellingen doen of een machine meer stroom zal gaan opnemen of meer gaat trillen. Dan wordt de opbrengst grilliger. Dat zijn voorbodes van slijtage en dan gaan we ingrijpen.” Daarnaast zijn er onvoorziene procesverstoringen. “Dat kan een temperatuuropnemer zijn, of een drukopnemer, of een motor die net te warm is geworden en vervangen moet worden, of instrumenten die gekalibreerd moeten worden omdat de afwijking te groot is. Dat zijn kleine verstoringen die met gepaste spoed opgepakt moeten worden.” Zijn werkbare tijd bestaat voor 70 procent uit technische uitvoering, 20 procent verdieping door administratie en kennis vergaren over technische informatie en 10 procent voor de weet-maar-nooitjes. “Uit die 10 procent onvoorspelbaarheid haal ik de meeste voldoening”, zegt Paul, “omdat het uiteenlopend is, soms heftig, soms knullig. Werken met een goed onderhoudsplan leidt tot een goed draaiende installatie en biedt werkruimte voor het onvoorziene, want er zijn altijd procesverstoringen”.
Altijd procesverstoringen
Toevallig speelt er vandaag een opmerkelijke verstoring. Buiten zag ik al dat er geen condenspluim uit de schoorsteen kwam. Paul legt het me uit. “Meet- en regeltechniek is een wereldje gebaseerd op sensoren die continu temperatuur, druk en snelheden meten. Al die sensoren dienen de automatisering. Als die automatisering goed geïntegreerd is en die krijgt valse informatie vanuit het veld, gaat er hoger liggend ook iets mis, omdat er gerekend wordt met waardes die niet stroken met de werkelijkheid. Een machinepark, dus ook onze XL-machinerie, dat gebouwd is volgens bepaalde specificaties, vertrouwt op zijn sensoren omdat het bepaalde procescondities aangeleverd krijgt. Als de condities niet zijn wat ze moeten zijn, kan de automatiek ervoor zorgen dat de mechanische verwerking van het proces schade toebrengt. In dit geval heeft de trillingsopnemer gemeld dat de rookgasventilator te veel trilling maakt. Nu zijn er voor de veiligheid altijd drie identieke trillingsopnemers ingebouwd en als er een faalt, kan de operator besluiten met twee en drie verder te gaan, maar nu is er meer aan de hand en vervangen we alle drie en gaan we ze uit elkaar halen om de oorzaak te achterhalen.
De oorzaak was het niet meer functioneren van de schoepverstelling van de ventilator ‘rotor’. Deze rotor is vervangen door een reserve rotor die in ons magazijn in Duitsland opgeslagen lag.
EMRA-technici zijn schaars
Paul Daas waardeert de open bedrijfscultuur zeer. Hij noemt het Frans-Belgische Engie uitdagend, omdat hij veel vrijheid en verantwoordelijkheid krijgt. “Wie het wil en aandurft, mag altijd nieuwe disciplines leren.” Zelf heeft hij ook een indrukwekkende hoeveelheid brevetten en accreditaties op zijn naam staan: programmeur, meet- en regelcursussen, explosieveiligheid, eerste hulp, werktuigen (hijsen), hoogspanning, nieuwe fabrieksproducten, werken in extreme omgevingen (gesloten ruimtes), trillingsanalyses. Hij vindt het een prettig bedrijf om te werken, vertelt hij. “Ik werk hier al vijfeneenhalf jaar, maar het voelt korter. Ik werk al bijna twintig jaar en heb hiervoor maar twee banen gehad; ook bij energieleveranciers. Als MBO’er heb je volop doorgroeimogelijkheden en de verdiensten zijn royaal. In 1999 kwam ik van de MTS met elektrotechniek en elektronica als hoofdvak. Dat was de laatste lichting, want daarna werd dat vak niet meer gegeven, omdat alles plug & play werd. Mensen met werktuigbouwkunde en EMRA zijn schaars. We hoeven maar te kuchen en we hebben een andere baan. Niet dat ik dat wil, ik ben honkvast. Het lijkt wel alsof het voor jongeren niet meer aantrekkelijk is en dat ze terugschrikken voor dergelijk werk.”
Er zijn ook wel minpuntjes te noemen. Niet iedereen houdt van nachtelijk wachtlopen of midden in de nacht opgeroepen worden voor een storing, laat staan overuren maken omdat de productie door moet gaan. Maar dat geldt niet voor Paul. “Ik kan er tegen, sterker, ik vind het hartstikke gaaf.” Bovendien worden de overuren uitstekend gecompenseerd in compensatie-uren en geld.
Hij vindt de techniek een heerlijk vak, omdat het concreet is, creativiteit vraagt en vergevorderd zoekwerk. Paul: “Ik ben iemand die naar de aard van een storing wil zoeken. Dat kan van alles zijn: mechanisch falen, designfout in de machine of minder goed programmeerwerk.
Het meeste uit onze uit 2013 stammende machinepark is geregeld vanuit een operating system dat ooit geprogrammeerd is. Er zullen altijd zwakke schakels zijn, maar die maken zich meestal niet kenbaar. Je ziet symptomen. Die kun je verhelpen, alleen symptoombestrijding is niet de manier om een probleem op te lossen. Wij zijn er om de bron te vinden.” Paul heeft de afgelopen jaren al veel kinderziektes kunnen verhelpen en dat schenkt hem voldoening. “Ja, daar slaap ik heel lekker op.”
Transitie naar duurzaamheid
Engie Energie Nederland probeert op verantwoorde wijze in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen in de transitie naar duurzaamheid. Het is nu nog een kolencentrale, maar een doelmatige, want in de 70’er jaren was het rendement uit kolen ongeveer 30 procent. De techniek is doorontwikkeld en nu is dat rendement optimaal, namelijk 46 procent. In 2024 moet het echter afgelopen zijn met kolencentrales. Daarom werkt Engie samen met externe partijen, waaronder het Havenbedrijf Rotterdam aan Arbaheat; een nieuwe fabriek op het bedrijfsterrein. Met behulp van stoom wordt daarin organisch restmateriaal omgezet in eerste kwaliteit pellets, waarmee de ketel gestookt zal worden. 46 procent rendement uit biomassa halen is nog een opgave. In de maatschappelijke discussie zijn er tegengeluiden te beluisteren. Die stellen dat de groene keten aanzienlijk langer is. Qua calorische waarde vergt het equivalent van kolen drie keer zo veel biomassa en dientengevolge drie keer zo veel vervoer en opslag. Vervolgens moet de brandstof eerst nog gemaakt worden. Maar dat is een andere discussie.
Paul: “Engie wil van haar vervuilers af. Dit is ons alternatief voor kolen. Puur om onze brandstofvoorziening te verwezenlijken. Wij willen graag ons product blijven leveren en als onze grondstof vervangen moet worden door iets anders, dan moeten we zorgen dat onze grondstof anders wordt.”