Terwijl In Den Haag de politiek zich het hoofd breekt over de betaalbaarheid van de windenergie in de toekomst, probeert een team van waterbouwer en steeds meer ook offshore-aannemer Van Oord op het kantoor in Gorinchem de kosten in de hand te houden van wat Nederlands veruit grootste offshore project gaat worden, het Gemini windpark.
Vier jaar geleden begon Didi te Gussinklo Ohmann (41) als projectdirecteur met een klein groepje van zo’n tien man aan wat met een totaalvermogen van 600 MegaWatt, Europa’s op een na grootste, offshore windmolenpark gaat worden. Het eerste jaar ging vooral heen met het samen met de klant, Typhoon Offshore uit Amsterdam, voorbereiden van het project, vertelt Te Gussinko. Opgeleid aan de TU Delft als civiel ingenieur is zij inmiddels 15 jaar in dienst van Van Oord, eerst als uitvoerder en nu dus als projectdirecteur.
In de eerste fase bestond het werk vooral uit het ontwerpen en ontwikkelen, zo mogelijk ook van innovaties. Van groot belang daarbij is ook de ervaringen met eerdere projecten, de zogeheten lessons learned, mee te nemen. Toen afgelopen mei de financial close plaatsvond, zeg maar de definitieve financiering, konden de mensen van Van Oord volop met de uitvoering van het project beginnen.
“Je ziet nu een verschuiving van engineers naar de operationele mensen,” aldus Te Gussinklo. Haar voornaamste taak is om er voor te zorgen dat alle activiteiten van de verschillende ondersteunende afdelingen zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd, inclusief de kwaliteitscontrole en de naleving van de veiligheidsvoorschriften. Te Gussinklo: “ We zitten nu in de productiefase van alle benodigde onderdelen.”
Inmiddels is het team van Te Gussinklo opgeschaald tot iets meer dan 60 mannen en ook vrouwen die steeds vaker bij Van Oord te vinden zijn. Die 60 mensen groeien in de loop van volgend jaar uit tot zo’n 500 als het werk ook op zee in volle omvang begint. Te Gussinklo verhuist dan ook tijdelijk met haar team naar Eemshaven.
De projectteams voor offshore wind zijn ondergebracht op het kantoor in Gorinchem, de tweede grote Nederlandse vestiging van Van Oord. Maar deze teams worden intensief ondersteund door alle andere afdelingen die op het hoofdkantoor in Rotterdam zetelen. Het team wat verantwoordelijk is voor de bouw van het offshore windpark Eneco Luchterduinen staat onder leiding van
Te Gussinklo’s collega Wilbert van Boldrik.
Hij is in april met zijn team naar IJmuiden gegaan om van daaruit de aanleg van dit in oktober vorig jaar al begonnen project tot een goed einde te brengen. Eneco Luchterduinen omvat 43 windturbines met een totaalvermogen van 129 MW. Het wordt op 23 kilometer uit de kust van Noordwijk/Zandvoort aangelegd. Deze zomer heeft Van Oord hiervoor 43 funderingspalen van 70 meter lang, een diameter van 5 meter en een gewicht van elk 525 ton in de zeebodem geheid.
Daarnaast is er nog een fundering op zee neergezet voor de plaatsing van het transformatorstation dat in België is gebouwd en binnenkort wordt opgeleverd. Vanuit dit station gaat er een 23 kilometer lange hoogspanningskabel naar Noordwijk. Het door Eneco samen met Mitsubishi Corporation ontwikkelde windpark moet eind 2015 bijna 150.000 huishoudens van groene stroom voorzien.
Het heien van de palen is gebeurd vanaf het in juni opgeleverde nieuwe offshore installatieschip Aeolus. Dat was eigenlijk een maand te laat maar dankzij het volgens Te Gussinklo ‘waanzinnig mooie weer’ kon de plaatsing van de funderingen toch op tijd worden afgerond. Als gewoonlijk wordt er altijd rekening gehouden met een aantal dagen dat er niet kan worden gewerkt wegens te hoge zeegang en/of slecht weer.
Het op tijd kunnen werken is van groot belang voor het welslagen van het project, omdat alle activiteiten op elkaar moeten aansluiten. “Het trekken van de kabels in het park vergt een enorme logistiek. Het is als een treintje. Na het kabels intrekken (in de windturbines-red.) moeten ze worden ingegraven en vervolgens met stenen worden afgedekt,” legt Te Gussinklo uit.
Naast de Aeolus zijn er dus ook baggerschepen, voor het graven van sleuven voor de kabels, kabelleggers en steenstorters en allerlei crew boats nodig, veelal eigen schepen van Van Oord. Alleen voor het trekken van de 25 kilometer lange stroomkabel van het windpark naar de kust moest Van Oord een grote kabellegger, de Ndurance, van concurrent VBMS inhuren.
Voor het Gemini-project heeft Van Oord de beschikking over een eigen grote kabellegger, de Nexus, die momenteel in aanbouw is bij de werf van Damen in het Roemeense Galati en eind van dit jaar wordt opgeleverd. Voor dit project zal Van Oord een extra windmoleninstallatieschip, de Pacific Osprey van de Deense scheepvaartonderneming Swire Blue Ocean moeten inhuren om alle windturbines op tijd te kunnen plaatsen. Doordat de financial close op zich heeft laten wachten is er voor de uitvoering van het Gemini project nu minder tijd dan aanvankelijk gepland.
De funderingen voor de 150 windturbines in het Gemini windpark, 70 meter lange bij 7 meter diameter grote monopalen, zijn inmiddels besteld. De ene helft wordt geleverd door metaalbedrijf SIF in Roermond, de andere helft door een bedrijf in het Oostduitse Rostock. SIF levert zijn monopalen af bij de BOW-terminal in Vlissingen dat als tussenopslag dienst zal doen voordat de palen per schip of bak naar de Eemshaven worden getransporteerd. De palen uit Rostock gaan rechtstreeks naar de Eemshaven dat zich inmiddels als een van de belangrijkste uitvalsbases voor de aanleg van windparken op zee, tot nog toe vooral voor de Duitse Noordzeekust, heeft ontwikkeld.
Vanaf 1 juli volgend jaar moeten alle palen in de Eemshaven zijn om in de bodem van de Noordzee op 85 kilometer uit de kust van de provincie Groningen te kunnen worden geheid. Naast de monopalen moeten er ook nog eens 150 tussenstukken, transition pieces, komen waarop uiteindelijk de turbines worden gezet. Die transition pieces worden momenteel gemaakt door Smulders Projects Belgium in Hoboken.
Het transport vanuit de Eemshaven naar de plaats van bestemming, moet zonder oponthoud gaan. Het inhuren van de Pacific Osprey is peperduur. Het is volgens Te Gussinklo niet uitgesloten dat Van Oord wellicht in de toekomst nog eens een zusterschip van de Aeolus gaat bestellen. Die moet dan wel meer kunnen hijsen met het oog op de steeds zwaarder wordende onderdelen voor de aanleg van een windpark op zee. De monopalen voor Gemini wegen al 915 ton, de zwaarste die Van Oord tot nog toe onder handen heeft gehad.
Anders dan bij de aanleg van Eneco Luchterduinen, waarbij alles vanuit de haven van IJmuiden kon worden gedaan, moet Van Oord voor de aanleg van het Gemini windpark een accommodatie op zee inhuren. De afstand tot de bouwlocatie en de Eemshaven is te groot om elke dag op en neer te varen. Dat inhuren gebeurt bij offshore dienstverlener Acta Marine uit Den Helder. Dit bedrijf heeft hiervoor momenteel een zogeheten Service Operations Vessel (SOV) in aanbouw dat accommodatie biedt voor al het personeel dat het windpark op zee moet bouwen. Deze SOV wordt uitgerust met een Ampelmann-installatie waarmee zonder deining, van schip naar schip of van schip naar fundering kan worden overgestapt. Dit is overigens ook weer een puur Nederlandse vinding.
De kabel tussen het windpark en het al sinds maart dit jaar in aanbouw zijnde transformatorstation in de Eemshaven, wordt in delen aangelegd. Voor de aanleg door de Waddenzee heeft Van Oord een Duits bedrijf ingehuurd dat een speciale techniek heeft ontwikkeld voor het milieuvriendelijk ingraven van de kabel in dit kwetsbare gebied. De kabellegger Nexus doet het stuk op zee. Omdat de zeebodem daar zo veranderlijk is, tot wel 12 meter diepteverschil in 25 jaar, moet deze hier diep in de zeebodem worden ingegraven.
Het Gemini windpark wordt in het eerste kwartaal van 2017 opgeleverd.