Bedrijven in de haven en het transport kunnen hun borst natmaken. Het simpelweg naleven van de wet- en regelgeving is niet meer voldoende. De Inspectie Leefbaarheid en Transport (ILT) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu zet voortaan in haar werk het publieke belang voorop. Daarbij kijkt de ILT ook naar de achterliggende doelen van de regelgeving, te weten veiligheid, duurzaamheid, een gelijk speelveld en betrouwbaarheid.
Dat staat in het onlangs gepubliceerde Meerjarenplan ILT 2017-2021. Hierin kondigt de ILT aan de per definitie schaarse middelen daar in te zetten waar de risico’s voor de publieke belangen het grootst zijn. En waar het werk van de ILT het meeste effect sorteert. Het toezicht van de ILT moet daarom meer risico- en informatie gestuurd zijn. Met het oog daarop gaat de ILT de komende tijd een brede risicoanalyse maken om te zien wat de risico’s zijn en waar ze het meest serieus zijn en om te kunnen vaststellen hoe de ILT daar iets aan kan veranderen. De uitkomsten van dit onderzoek worden verwerkt in het meerjarenplan 2018 en verder. In de tussentijd gaat de ILT wel af op signalen die bij de inspectiedienst binnenkomen over misstanden bij bedrijven of in bepaalde transportsectoren.
E-waste
Hoog op de prioriteitenlijst van de ILT blijft het toezicht op de verwerking van elektronisch afval (E-waste). De ILT houdt toezicht op de regeling Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Deze stelt eisen aan de inzameling en recycling van E-waste in Nederland. Het maatschappelijk belang is het duurzaam gebruik van grondstoffen en het uit de recyclingketen halen van gevaarlijke risicovolle stoffen voor mens en milieu. Elektr(on)ische apparaten bevatten veel waardevolle en schaarse grondstoffen die in een recyclingproces zijn terug te winnen. Daarnaast bevatten apparaten toxische stoffen zoals kwik en broomhoudende brandvertragers. Een adequaat recyclingproces scheidt deze stoffen en zorgt voor geïsoleerde verwerking. Daardoor worden gerecyclede materialen niet met schadelijke stoffen verontreinigd en zijn ze zonder risico voor mens en milieu weer bruikbaar in nieuwe producten.
Met haar toezicht wil de ILT er aan bijdragen dat meer afgedankte elektr(on)ische apparatuur wordt ingezameld voor recycling en daarmee niet wordt gestort of verbrand. Het toezicht op de verwerking beoogt hoogwaardige recycling van ingezamelde elektr(on)ische apparatuur in Nederland. Dit is mogelijk door een hoog terugwinningpercentage en het afscheiden van schadelijke stoffen. De ILT ziet erop toe dat alleen werkende en geteste apparatuur wordt geëxporteerd, om te voorkomen dat export een sluiproute wordt. Het naleefpercentage is laag. Veel apparatuur is niet voorzien van deugdelijke testrapporten.
Gevaarlijke stoffen
De ILT houdt ook toezicht op transport en overslag van gevaarlijke stoffen bij circa 400 BRZO-bedrijven (Besluit risico’s zware ongevallen). Jaarlijks bezoekt de ILT er honderd. Hierbij controleert zij op de diverse prioriteiten, zoals opslag, transport en overslag van gevaarlijke stoffen, biociden, REACH (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische Stoffen), buisleidingen en asbestverwijdering uit procesinstallaties. De ILT bezoekt bedrijven die als ‘meest risicovol’ kunnen worden aangemerkt als eerste. Behalve op de hiervoor genoemde activiteiten krijgen deze bedrijven ook controle op de prioritaire onderwerpen, zoals brandstoffen en transport van gevaarlijk afval en scheepsafvalstoffen. Op die manier doet de ILT haar best voor toezicht op de grootste risico’s van gevaarlijke stoffen die zich bevinden in de gehele keten van productie tot (afval)verwerking.
Spooremplacementen
De IL vindt dat iedereen moet kunnen vertrouwen op een veilige infrastructuur en op veilig vervoer van personen, goederen en gevaarlijke stoffen. Er is een wettelijke verplichting voor spoorvervoerders en infrastructuurbeheerders om gevaarlijke stoffen te registeren. Deze verplichting leven zij volgens de ILT onvoldoende na.
Hierover bestaat ongerustheid in de maatschappij. Dat weegt de ILT mee in de ambitie om het toezicht waar mogelijk te intensiveren en zo een bijdrage te leveren aan de bevordering van veiligheid voor omwonenden en passerend vervoer. Beschikbaarheid van de informatie is van belang voor hulpdiensten in het geval van een incident.
Wegvervoer
In het bus- en goederenvervoer ziet de ILT toe op de wettelijk bepaalde rij- en rusttijden. Een hulpmiddel daarbij is de tachograaf. Chauffeurs moeten dit apparaat in de auto hebben. Met het voorschrijven van rij- en rusttijden heeft de wetgever beoogd de veiligheid voor passagiers en weggebruikers te bevorderen. Helaas wordt er nog wel eens ‘geknoeid’ met de tachograaf om langer te kunnen doorrijden. Volgens de ILT is er in Europa sprake van een grote toename van manipulaties van de tachograaf. In Nederland constateert de ILT een minder sterke toename. Relatief eenvoudig ’knoeien’, bijvoorbeeld met magneten, lijkt in Nederland nauwelijks nog voor te komen. Er lijken wel meer ingenieuze vormen van manipulatie in zwang te komen. Om deze vormen van manipulatie tegen te gaan moet de ILT het motormanagement uitlezen en controles uitvoeren bij garages. Dat is arbeidsintensiever dan het toezicht op eenvoudige manipulatie. Cabotage is vervoer van goederen binnen Nederland door buitenlandse vervoerders. Dit is slechts beperkt toegestaan. Illegale cabotage op de weg lijkt vooral voor te komen in het westelijk havengebied van Rotterdam. De inspectie onderzoekt dit nader en kan hier tegen optreden. Naast cabotage is er veel aandacht voor schijnconstructies die ook binnen de vervoerssector bestaan. In het kader van de aanpak van schijnconstructies werkt de ILT samen met de Inspectie SZW door controle van pakketdiensten en postbusondernemingen.
Binnenvaart
In de binnenvaart wil de ILT meer inzetten op administratiecontroles en minder op objectinspecties. Transportvormen die volgens de ILT aandacht blijven vergen zijn de kleinere passagiersvaart en de bunkervaart. In het scheepvaarttoezicht is het toezicht op een veilig personenvervoer een belangrijk onderwerp. Het veiligheidsbewustzijn van bedrijven met (kleinere) passagiersschepen heeft volgens de ILT aandacht nodig. Dat blijkt uit inspecties in de afgelopen jaren. In beperkte mate is sprake van volledig niet-gecertificeerd varen. Minstens even ernstig is het niet-naleven van veiligheidsbepalingen, zoals het ontbreken van voldoende geschikte reddingsvesten of geschikte brandblusapparaten. Het betreft schepen die vaak maar beperkt in het jaar worden ingezet. De exploitatiekosten zijn mogelijk een reden om noodzakelijke investeringen uit te stellen. Bij incidenteel gebruik speelt nog een extra element, namelijk onvoldoende kennis van de relevante wetgeving. Samen met handhavingspartners wil de ILT bijdragen aan een veilige sector, door gevaarlijke situaties te voorkomen. Om de veiligheid te bevorderen zet zij ook handhavingscommunicatie in en wijst zij de sector op de noodzaak van de aanwezigheid aan boord van de eerder genoemde veiligheidsmiddelen. De ILT maakt zich op deze manier hard voor een gelijk economisch speelveld in een segment met forse concurrentie waarin niet-naleven een oneigenlijk voordeel oplevert.
Reddingsvesten
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gaat de controles op het dragen van een reddingsvest in de binnenvaart intensiveren. Uit controles blijkt dat nog steeds 10% van de opvarenden geen reddingsvest draagt. Het dragen van een reddingsvest is vanaf 1 januari van dit jaar verplicht op binnenvaartschepen indien er gevaar is voor overboord vallen. Dat geldt overigens ook voor toeleveranciers aan de binnenvaart. Monteurs of verkopers die aan boord gaan van een binnenschip moeten dus ook een reddingsvest dragen.
Achterstallig onderhoud
De inspectie gaat de komende tijd ook extra letten op achterstallig scheepsonderhoud. Volgens de inspectie schort het hier en daar aan onderhoud als gevolg van de economische crisis. De inspectie waarschuwt in zijn meerjarenplan ook voor oplopende wachttijden voor certificeringen en voor scheepsmetingen. Voornaamste oorzaak is de uitstroom van certificerende inspecteurs en metingsdeskundigen. Door de beperkte capaciteit bedraagt de gemiddelde doorlooptijd tussen indiening van een aanvraag en verstrekking van een certificaat intussen ruim vier maanden.
Zeevaart
Door internationale regelgeving en politieke afspraken is de ILT verplicht om circa 4.370 objectinspecties uit te voeren op buitenlandse en Nederlandse koopvaardijschepen. Daarbij gaat steeds meer aandacht uit naar bescherming van de leefomgeving, met name in relatie tot scheepsafval en zwaveluitstoot. Verder voert de ILT objectinspecties uit voor vlaggenstaat en visserij. Hiervoor bestaan geen verplichte aantallen. In de visserij richt de ILT zich op de bevordering van het veiligheidsbewustzijn. De ILT voert ook onderzoek uit naar aanleiding van ongevallen ten behoeve van mogelijke bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke interventies.