Barkmeijer op jacht naar orders in aantrekkende scheepsbouwmarkt

Wie momenteel bij scheepsbouwer Barkmeijer in het Friese Stroobos binnenkomt, bespeurt gelijk de drukte. Op kantoor zindert het van de bedrijvigheid van druk met elkaar overleggende scheepsbouwers. Dat is wel eens anders geweest maar volgens commercieel directeur Hans Veraart is nu duidelijk te merken dat de markt voor nieuwbouw van schepen weer aantrekt. Er zijn aanzienlijk meer aanvragen van reders voor offertes.

Aan die jacht op nieuwbouworders doet Barkmeijer volop mee om zich ook voor de komende jaren van voldoende werk te verzekeren voor het tachtig medewerkers tellende vaste personeelsbestand van de werf aan het Prinses Margrietkanaal. Zijn er voldoende opdrachten in portefeuille dan is er ook werk voor veel meer dan die tachtig eigen personeelsleden.

“Je kunt het hier nooit alleen af. Voor de bouw van elk schip heb je altijd onderaannemers en toeleveranciers nodig,” benadrukt Veraart. En dat zijn dan vrijwel altijd bedrijven uit het noorden van Nederland want Barkmeijer maakt deel uit van het Noord-Nederlandse werf cluster van werven, onderaannemers en toeleveranciers dat bijna alles aan de bouw van een schip kan doen of de daarvoor benodigde apparatuur kan leveren behalve enkele essentiële onderdelen zoals motoren, generatoren, speciaal equipment, etc.

Spin in het web
Een werf als Barkmeijer fungeert daarbij als een spin in het web. Want het begint met de opdracht die een werf weet binnen te halen. Is er zicht op een order dan verzekert de werf zich van voldoende medewerking van de onderaannemers en tijdige levering door de toeleveranciers van alle benodigde apparatuur om de opdracht te kunnen binnenhalen. Zo komt tot wel 70 procent van de nieuwbouwprijs als omzet terecht bij onderaannemers en toeleveranciers.

“Voor de in aanbouw zijnde EcoDelta hebben we veertig procent van de secties uitbesteed aan andere werven,” vertelt Veraart. De EcoDelta is een op LNG varende sleephopperzuiger, dat Barkmeijer momenteel in aanbouw heeft voor de Zwolse Bagger- en Aannemingsmaatschappij Van der Kamp B.V. De tewaterlating van dit schip staat gepland voor eind juni waarna het wordt afgebouwd in Harlingen.

Volgens de planning moet de EcoDelta in de zomer van dit jaar worden opgeleverd. Door een baggerschip op LNG te laten bouwen kon Van der Kamp de opdracht van het Havenbedrijf Rotterdam in de wacht slepen voor het onderhoudsbaggerwerk in de Rotterdamse havens. Het Havenbedrijf Rotterdam probeert zo een bijdrage te leveren aan het milieuvriendelijker maken van alle activiteiten ion de Rotterdamse haven.

Primeuropdracht
Met de opdracht voor de bouw van de EcoDelta haalde Barkmeijer de primeur binnen van de bouw van het eerste op LNG varende schip voor een Nederlandse opdrachtgever. De bouw van de EcoDelta is een echt Noord-Nederlands project waarvoor Barkmeijer de opdracht heeft kunnen binnenhalen met behulp van subsidies van de provincies Groningen en Friesland. Stroobos mag dan wel sinds 1993 volledig deel uit maken van de provincie Friesland, de werf werkt ook intensief samen met Groningse bedrijven.

Als Barkmeijer-directeur, naast compagnon Jos de Groot als CEO, is Veraart groot voorstander van samenwerking in dat Noord-Nederlandse maritieme cluster. Barkmeijer neemt ook deel aan het TechNet, een initiatief om de regionale samenwerking tussen bedrijven, lokale overheden, basisonderwijs en (v)mbo-scholen te bevorderen. Dat doet TechNet door bedrijven en scholen te verbinden, met elkaar in contact te brengen en te laten zien wat ze voor elkaar kunnen betekenen.

Meedenken is belangrijk
“Het is belangrijk dat mensen en vooral jongeren hier komen kijken om te zien wat wij hier doen. Iedereen is altijd welkom hier om te zien hoe wij van een stalen bouwpakket uiteindelijk een heel mooi zeeschip maken. Meedenken in zo’n TechNet-verband is heel belangrijk,” benadrukt Veraart. Ook om zich te verzekeren van een continue instroom van jong talent op zwel hbo- als mbo-niveau. Want ondanks de magere jaren die Barkmeijer sinds eind 2016 achter zich liet, blijven er medewerkers met pensioen gaan. De gemiddelde leeftijd van het Barkmeijer-personeel ligt boven de 50 en dus zijn er geregeld vacatures.

Barkmeijer stelt stageplekken beschikbaar waarin jongeren ook kunnen ondervinden of het scheepsbouwvak iets voor ze is. Want motivatie, flexibiliteit kunnen opbrengen en voldoening vinden in het werk aan de bouw van zeeschepen is voor Veraart wel een voorwaarde om bij Barkmeijer te kunnen slagen. “Dit vak is mooi en je moet door het virus van de scheepsbouw gepakt worden”, vindt Veraart.

En bij voorkeur nog de nodige gedrevenheid ontwikkelen zoals Hans Veraart die zelf uitstraalt. Want gedreven is Veraart als geen ander: “A, je moet het werk heel leuk vinden en B wij willen een breed pallet aan verschillende schepen kunnen aanbieden. Daarvoor moet je flexibel zijn om te kunnen bouwen wat de klant vraagt.” Barkmeijer bouwde tot 2008 veel droge ladingschepen voor de kustvaart met af en toe een special tussendoor. Toen na 2008 de markt voor die droge ladingschepen wegviel, bouwde Barkmeijer vooral veel specials. 

Loodsvaartuigen
Voor het Loodswezen bouwde Barkmeijer drie grote loodsvaartuigen (ruim 81 meter lang, accommodatie voor 45 personen) en een serie kleinere stalen en aluminium loodstenders die de loodsen overbrengen tussen naar het in- of uitvarende schip. Dit kan zijn vanaf de wal of vanaf het als basis fungerende loodsvaartuig. In december is de achtste tender opgeleverd en in juli volgt alweer het negende exemplaar.

Met onder andere deze opdrachten van het Loodswezen heeft Barkmeijer de crisisjaren kunnen overleven. Dat ‘overleven’ is gelukt zonder ontslagen onder het eigen personeel. Wel ging dit tijdelijk ten koste van de inhuur van extern personeel, de zogeheten flexibele schil. Nu profiteert die weer volop met de bouw van de EcoDelta en de bouw van twee zeegaande zandzuigers voor het Britse bouwbedrijf Hanson. “Ook hiervoor besteden we weer 30 procent van de staalbouw uit aan werven in het Noorden,” zegt Veraart.

De secties worden in Stroobos in elkaar gezet. Dat kan niet voor elk te bouwen schip want de werf aan het Prinses Margrietkanaal heeft te maken met beperkingen. De maximale breedte van een in Stroobos te bouwen schip mag 15.85 meter zijn in verband met bruggen en sluizen.

De in aanbouw zijnde Hanson schepen moet dan ook via het Prinses Margrietkanaal richting Lemmer om via het Noordzeekanaal naar de afbouwkade in Harlingen te worden gesleept om daar te worden afgebouwd. Andere keren gebruikt Barkmeijer de buitendijkse werf van Koninklijke Niestern Sander in Delfzijl om het casco samen te stellen (voor o.a. het baggerschip Charlock en de Ecodelta). Maar de wens is om ooit een eigen locatie in een zeehaven te verwerven. Ondertussen zit Barkmeijer alweer 168 jaar in Stroobos waarmee het een van de oudste werven van Noord-Nederland is.

Bouwer van prima schepen
Volgens Veraart is Barkmeijer ook een werf van prima gebouwde schepen die lang meegaan. Momenteel varen er nog ca. 200 door Barkmeijer gebouwde schepen waarvan het oudste 126 jaar is, een skûtsje. En hopelijk voor de Noord-Nederlandse werf volgen er nog heel veel. Barkmeijer is momenteel met diverse aanvragen bezig. Daarbij gaat het zowel om specials als nu ook weer lading vervoerende schepen.

Barkmeijer is niet direct uit op seriebouw. Veraart: “Onze focus ligt veel meer op complexiteit van een te bouwen schip. Daar hebben we ook de organisatie voor, zonder voorbij te gaan aan droge ladingschepen. Want als we daarvoor een mooie order kunnen binnenhalen doen we dat ook. We zijn geen kiloknallers daar hebben we een te zware organisatie voor.” Wat Veraart nu wel eens zou willen bouwen is een zogeheten walk-to-work schip, een vaartuig voor onderhoud van windmolenparken op zee met accommodatie voor technisch onderhoudspersoneel.

Auteur: Antoon A. Oosting

Deel dit bericht op