In het voormalige pand van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, waar ooit gewerkt is aan de SS Rotterdam, vindt Franklin Offshore Europe onderdak. Het hoofdkantoor staat in Singapore met veertien locaties wereldwijd. De vestiging in Rotterdam is een van de twee grootste en de enige in Europa. Hier ontwerpt, produceert en inspecteert deze industriële innovator kabels voor de transportsector en de olie- en gasindustrie. Daarnaast biedt het logistieke ondersteuning bij meren en hijsen, projecten en berging en levert het haspels met staaldraad aan klanten. Qua arbeid is Franklin Offshore Europe een dienstverlenend bedrijf. De belangrijkste verdienste zit in de levering van zwaar hijsmateriaal op de constructieschepen in de offshore, met daarbij advies en inspectie ter plaatse. Momenteel ligt de focus op de offshore wind.
Dit verhaal spitst zich toe op de kerntaak: het verwerken en het aanbrengen van bewerkingen op staaldraad. Hans Coenen is als operations manager verantwoordelijk voor het productieproces. Een bevlogen mensenmens, die met zijn niet te stuiten enthousiasme zijn mannen het toch wel zware en vuile werk accuraat en gemotiveerd weet te laten uitvoeren. Hans Coenen: “Wet en regel is harmonie. Dus de mensen weten wat ze mogen en wat ze kunnen. Dan krijgen ze van mij alle vrijheid. Dat vind ik belangrijk, want anders ga je mensen heel erg onder de duim houden”.
Hij kwam op een natuurlijke wijze in de haven terecht. “Ik was zo’n eigenwijs Rotterdams jochie en ik wilde varen en matroos zijn”, vertelt Hans. “Geen radarspecialist of zoiets, nee, echt matroos. Pa en ma vonden dat akkoord en zo ben ik naar de marine gegaan en heb daar vier jaar als kortverbandvrijwilliger gediend. Na vier jaar kun je elk jaar bijtekenen of weggaan het bedrijfsleven in. Aan boord van het bevoorradingsschip van de marine kwamen mensen van Hendrik Veder, een oud en bekend familiebedrijf uit Rotterdam, en dat vond ik heel interessant, want als matroos zit je veel in de staaldraden. Ik op mijn fietsje erheen om te vragen of er vacatures waren en het was gelijk van ‘nou kom maar binnen jongen’. Als ‘jollenmannetje’ begon ik kabels te maken met mijn handen. De grote mannen brachten de staalkabels aan in de kraan, dus het inscheren van de kranen. En dan mocht ik mee als loopjongen om op te ruimen en het tuigage bij elkaar te binden en te wassen. En ja, ik vond het hartstikke leuk. Nog steeds. Natuurlijk moet ik op kantoor ook berekeningen maken, dat hoort erbij, maar als voorman wil ik binding houden met de werkvloer en de ontwikkelingen in het oog houden. Als ik niet bij klanten ben, ben ik daar zeker 60 procent van de tijd te vinden. Die diversiteit, die flexibiliteit en het op heel korte termijn schakelen vind ik echt heel leuk.”
Hans klom in een gestaag tempo naar een managementfunctie. Men zag zijn potentie en zo kon hij mee in elke carrièremove. Tot de general manager van Franklin Offshore International hem zei dat ze iemand zochten om de operaties te gaan organiseren. Hans: “Dan denk je: een van de grootste spelers in de wereld; hier kan ik me veel verder ontwikkelen en dan beslis je.”
Leerschool en toevluchtsoord
Hans Coenen is het levende bewijs dat je in het vak van scheepstuiger carrière kunt maken, als je het in de vingers hebt en betrokken blijft. Hij gunt zijn mannen een toekomst en straalt uit dat hij met gemak mensen iets aanleert. “Het is een ambacht”, zegt hij. “In het beroepsonderwijs is er voor dit vak geen opleiding. Je moet het in de praktijk leren. Het helpt als je uit een havengerelateerde wereld komt, maar we hebben veel Poolse medewerkers die zo uit de kassen van het Westland zijn gekomen en zich hier tot prima tuigagemedewerkers ontpoppen.”
“Als ze wat willen weten, komen ze naar me toe. Als ik zie dat het fout gaat, ga ik ze helpen. En dan niet als een baas van ‘hé, wat ben jij aan het doen’, maar als een meewerkend voorman vertellen hoe je het moet doen en dat meteen laten zien. En uitleggen welke gevaren er zijn als je het anders doet, want we werken hier wel met veiligheidsfactoren.”
Mensen met weinig perspectief op de arbeidsmarkt krijgen hier een kans. “Ik heb snel de indruk of het blijvertjes zijn. Zulke jongens zijn leergierig en dan maakt het niet uit of ze fouten maken, want die houden we hier. Dat is belangrijk. De klant zal dat nooit zien. Er is een lang traject in het productieproces voordat een fout niet meer te keren is. Pas na de laatste controle gaat de strop in de klem en wordt samengeperst, waarna hij voorgoed vastzit. Het personeel krijgt de ruimte om zich te ontwikkelen.”
“Natuurlijk, het is zwaar en vuil werk, maar ze hebben er wel zin in. We shiften de ploegen, dus geen repeterend werk; één dag zware kabels, de volgende dag lichte. Om het welzijn te bevorderen, zet Hans soms de muziek wat harder en gaat hij hossen, “zodat iedereen denkt dat zij de enige normalen zijn, maar daarmee krijg je zo veel goodwill terug. Daar hoef ik niets voor te doen en het maakt het voor mij ook leuk. Dat sociale en het naar je zin hebben, verklaart waarom ik al dertig jaar in de hel werk, zoals wij dat noemen”. Vanuit welzijnsperspectief is Hans daarom ook voorstander van externe cursussen met een diploma dat universele waarde heeft. “Met een vorkheftruckdiploma en een vca-accreditatie in de rugzak komen ze hier of elders verder.”
De lat ligt hoog
Het mag dan een cultuur zijn van fouten mogen maken, de lat ligt wel hoog waar het veiligheid betreft. Een kabel met een toegestaan hijsvermogen van 35 ton, breekt bij 197 ton. Hans: “Het blijft materiaal en je weet nooit hoe zich dat houdt. De limiet opzoeken kunnen we ons niet permitteren.” Correct gebruik van alle veiligheidsmiddelen is één, gedrag is twee. “Alcohol en drugs zijn uit den boze. Wekt iemand de indruk ‘een lange avond’ te hebben gehad, komt er een ademtest; betrappen op drugs betekent ontslag op staande voet. We houden wekelijks een hazard hunt en dat houdt ons allemaal scherp.”