Op 4 mei 1966 werd in Rotterdam de eerste container gelost. Het begin van een revolutie in de haven- en transportsector, die tot grote veranderingen en nieuwe banen heeft geleid. Het imago van de haven is er echter nog een van zakken sjouwen en zwaar werk. Klopt dat beeld wel? Seaport Magazine gaat in de rubriek havenberoepen op onderzoek uit. Deze keer bij de vletterlieden, de mannen die schepen vast- en losmaken. Een dienstverlener die in een vierspan met de sleepdiensten, het loodswezen en de nautische diensten gezamenlijk zorgen voor een soepel verloop van de scheepvaart in de haven. De Coöperatieve Vereniging van Vletterlieden (C.V.V.) in IJmuiden heeft als werkgebied 30 mijl buitengaats, de sluizen en de havens erachter tot Beverwijk. De vletterlieden van IJmuiden hebben een jaloersmakende bedrijfscultuur. De onderlinge band is bijzonder hecht en harmonieus. Wellicht een gevolg van de intensieve samenwerking, waarbij binnen de ploegen van dienst twee mannen als een man aan de trossen trekken en volledig op elkaar aangewezen zijn voor hun veiligheid en het welslagen van de onderneming. De 50 mannen van C.V.V. zijn allen lid van de vereniging en daarmee mede-eigenaar. Dankzij de onderlinge klik is de motivatie en daardoor de kwaliteit van het werk hoog. Vletterman zijn is geen baan, maar een manier van leven.
Hoe bent u in de haven terechtgekomen?
“In tegenstelling tot veel van mijn collega’s die een vader, broer, neef of vriend hadden die vletterman was, heb ik dat niet. Wel een broer die bij een sleepdienst werkt en een oom in de visserij. Mijn vader wilde graag varen, maar mocht dat niet van zijn ouders. Vanaf 1995 heb ik vijf jaar gevaren bij de marine en toen wilde ik graag naar C.V.V., maar er was geen vacature. Toen heb ik heel kort bij de marechaussee gezeten, totdat er per direct iemand nodig was en ik mocht komen. Het werk is dicht bij huis, de zee en het water trekken en vletterman is een leuk beroep. Bovendien zit ik in het Algemeen Bestuur, de kledingcommissie, de kascommissie en een ISO-project. Dat zijn dingen die het nog leuker maken. Bij de marine was ik duiker. Mijn duikspullen heb ik hier allemaal nog in de kast, dus als er een tros in de schroef zit, ga ik wel.”
Is er veel veranderd?
“De werkzaamheden zijn in de laatste 50 jaar niet veranderd. We hebben nog steeds te maken met een schip dat langs de kade met trossen wil worden afgemeerd. De materialen veranderen, de boten worden sneller, geavanceerder en we hebben nu veiligheidsmiddelen. We veranderen mee met de technologische vernieuwingen, maar in de basis is het werk nog steeds hetzelfde.”
Hoe zwaar is deze baan?
“Op sommige momenten is het energievretend, want het zijn af en toe hele zware trossen. We pakken niet een pakje van 50 kg op. Hoeveel het weegt, kan ik niet zeggen, misschien wel 100 kg. Het is een bewegend iets. We staan met zijn tweeën achterelkaar te trekken aan een touw en samen vormen we één geoliede machine. Als we een bootje op de boeien moeten meren en die boeien gaan zo op de golven mee, moeten wij er allebei op klimmen om die tros erop te zetten. Dat is af en toe wel spannend. Meestal blijft er een in het bootje, maar als de trossen te groot en te zwaar zijn binden we het vletje aan de boei vast en klimmen we er samen op. We maken veel uren in vijf ploegen van tien man, waaronder de dienstindeler. De werkindeling is er een van twee keer een etmaal op, waarvan 12 uur aanwezig en 12 uur piket, twee etmalen vrij en twee nachtdiensten, waarvan ook weer 12 uur op en 12 uur thuis maar oproepbaar.”
Hoe gevaarlijk is dit werk?
“Het is een beroep met gevaar. Je bent afhankelijk van materiaal en kwaliteit van anderen. In Amsterdam is het twee keer voorgekomen dat door slecht onderhoud de lijn is gesprongen met fatale afloop voor de vletterman. Bij ons is het gelukkig nog nooit gebeurd. Vorig jaar ben ik wel in het water gevallen. Het was bij wat wij noemen een palenboot. Een paal waartegen de boten worden afgemeerd om te lichten; lading te lossen, zodat het schip minder diep in het water ligt en wel door de sluizen kan. Zo’n paal is een driepoot met traptreden naar boven en bovenop leuningachtige beugels. Wij moeten met de tros naar boven. De grijpers van de kranen hangen aan staaldraden en door het werk gaat er een heleboel kapot op de palen. Op een dag klim ik naar boven. Ik kom boven en wil me vastpakken aan een beugel, maar het hele ding is er niet. Weggetrokken, afgebroken. Het is een automatisme: ik grijp, en ik grijp in het luchtledige, draai weg en val. Ik weet niet hoe ik het heb gedaan, maar ik ben al gauw een meter of vier naar beneden gevallen, precies in het gangboord van ons vletje en daarna kukelde ik in het water. Gelukkig had ik een drijfjas aan. Met een tel was ik weer uit het water. Ik heb het schip nog vastgemaakt, maar daarna ben ik naar huis gegaan. Toevallig ging het allemaal goed. Geen kneuzingen, helemaal niks.”
Hoe ziet een gemiddelde dienst eruit?
“Dat is moeilijk te zeggen. Bij aanvang van mijn dienst weet ik nooit wat er zal gaan gebeuren en dat is meteen het mooie van dit werk. Wij werken met het HaMIS, het havenmeester management informatiesysteem dat nautische informatie genereert en deelt. We weten zo welke schepen er aankomen. Toch blijft het lastig beoordelen, want het ene schip vaart harder dan het andere. De weersomstandigheden spelen mee en als er een loods aan boord is bijvoorbeeld, gaat het sneller omdat hij het schip overneemt en alle ins en outs hier kent. Als ik dienstleider ben, probeer ik in te schatten wanneer ik mensen nodig heb. Vanmorgen waren we bij Tata met zijn achten aan het werk. Verder een boot voor de middensluis, een voor de zuidersluis én de veerboot van de DFDS kwam eraan. Dan heb je alles tegelijk. De dienstleider belt in zo’n geval de reservemensen van huis. Zij zijn met een uurtje weer klaar, maar op dat moment heb je wel even een piek. Het is net het aanbod van de schepen en daar hebben we niets op te zeggen. Beschikbaarheid maakt betrouwbaar. Onze kracht is dat wij altijd ja zeggen.”
Teamwork of individueel?
“Als je hier komt, weet je eigenlijk al zeker dat je een teamspeler bent, want anders werkt het niet. Tijdens de opleiding hebben leerlingen binnen een jaar wel in de gaten of het werkt. In een team ben je een schakel en iedereen weet precies wat hij moet doen. Een kwestie van chemie. Als we op de boeien moeten en we zitten met zijn tweeën op die boot dan vormen we een machine. We doen precies hetzelfde. Als de een niet goed trekt, gaat dat ten koste van de ander. Fysiek is het zwaar werk. Wij bouwen nu aan een pensioen vanaf 60 jaar, omdat oudere mannen minder kracht hebben en als de een de kracht niet heeft, dan krijgt de ander het en dat wil niemand. De vloeiende beweging gaat eruit en dat kost kracht. Om dezelfde reden zou dit werk niet met vrouwen kunnen. Bovendien slapen wij hier als het in een nachtdienst rustig is. Met vrouwen erbij zou dat tot haantjesgedrag leiden. Op een onderzeeër gaat dat ook niet, weet ik nog uit mijn marinetijd. Uiteindelijk gaat het ten koste van het team. Dit werk voer je samen uit. Bonje is er nauwelijks. Juist niet. De ploegen zijn echt clubs, weten alles van elkaar en zijn goede vrienden. We blijven bij elkaar. Eenmaal een vletterman, altijd een vletterman.”